André Caplet

Vorige week deden we de ‘aftrap’ van een feestje van een internationale vriendenclub in Rotterdam. We speelden onder andere “Viens! Une flûte invisible” voor zang, fluit en piano van André Caplet (1878 – 1925). Een Franse componist en dirigent die enigszins in de schaduw stond van zijn vriend Debussy. Deze laatste schreef in een brief over hem: ‘Wat een kunstenaar die Caplet! Hij weet met klank een atmosfeer te treffen welke geheel passend is bij de tekst van het lied. Ook heeft hij een goed gevoel voor de juiste proporties. Dat is heel zeldzaam.’ Dit lied is op een gedicht van Victor Hugo. Je hoort de onzichtbare fluit die het lied zingt van de herders, de vogels en de liefde.

Viens! – une flûte invisible
Soupire dans les vergers. –
La chanson la plus paisible
Est la chanson des bergers

Le vent ride, sous l’yeuse
Le sombre miroir des eaux. -
La chanson la plus Joyeuse
Est la chanson des oiseaux

Que nul soin ne te tourmente
Aimons-nous! aimons toujours! –
La chanson la plus charmante
Est la chanson des amours

Hélène Grimaud

wolf

Ik hou veel van de opnames van Hélène Grimaud. Een fenomenale techniek en uitzonderlijk mooie klankkleuren typeren haar pianospel. Een poosje geleden las ik haar boek ‘Wildernis sonate’. Ik was perplex! Wat een bijzonder levensverhaal! Zo open, zo recht uit het hart!

In het begin beschrijft ze hoe zij haar plek in het gezin en op school ervaart: verveling, leegte en dromerig! Volgens haar ouders en docenten was ze onhandelbaar.
Dan is er de muziek, een verademing! Deze gaf structuur aan haar leven en haar denken.
Fascinerend om te lezen hoe gedreven zij is en welke koers ze daarbij vaart. Op haar vijftiende bracht zij haar eerste album uit, daarna volgt een glansrijke internationale carrière.

Maar dan de climax. Een ontmoeting met een wolf! Er was een plots en instinctieve verbinding met dit diersoort. Vanaf dat moment is er een tweede hartstocht in haar leven.

Lees dit boek. Het verrijkt je kijk op mensen (en dieren).

Erik Satie

De dagindeling van een componist
uit: Mémoires d’un Amnésique (1913)

Een kunstenaar moet zijn leven goed organiseren. Hier volgt de precieze indeling van mijn dagelijkse activiteiten:

Opstaan om 7u18; inspiratie van 10u23 tot 11u47. Ik lunch om 12u11 en ga van tafel om 12u14. Een heilzaam rijtoertje te paard achter in mijn park: van 13u19 tot 14u53.
Opnieuw inspiratie: van 15u12 tot 16u07. Diverse bezigheden (schermen, nadenken, stilzitten, bezoekjes, meditatie, vingervaardigheid oefenen, zwemmen, enzovoorts): van 16u21 tot 18u47.
Het avondmaal wordt opgediend om 19u16 en afgenomen om 19u20. Vervolgens is het tijd om symfonieën te lezen, hardop: van 20u09 tot 21u59.
Mijn vaste bedtijd is om 22u37. Ik schrik wekelijks wakker om 3u19 (op dinsdag).
Ik eet uitsluitend wit voedsel: eieren, suiker, fijn geraspte beentjes, vet van dode dieren, kalfsvlees, zout, kokosnoten, kip gekookt in zuiver water, schimmel van vruchten, rijst, knolletjes, gekamferde bloedworst, pasta, kaas (of kwark), witte salade en sommige soorten vis (zonder de huid).
Ik kook mijn wijn en drink hem koud met fuchsia sap. Ik heb een gezonde eetlust; maar ik spreek nooit tijdens het eten, uit angst dat ik me zal verslikken.
Ik adem zorgvuldig (niet te veel tegelijk). Ik dans zeer zelden. Als ik wandel houd ik de zijkant van de weg goed in de gaten houd mijn buik in en kijk strak achter me.
Ik ben zeer ernstig en als ik lach is dat per ongeluk. Ik vraag er steeds minzaam verontschuldiging voor.
Als ik slaap doe ik maar één oog dicht; mijn slaap is heel zwaar. Mijn bed is rond, met een gat erin waar mijn hoofd door kan. Ieder uur neemt een dienstknecht mijn temperatuur op.
Ik ben sinds lang geabonneerd op een modeblad. Ik draag een witte muts, witte kousen en een wit vest.
Mijn dokter heeft me altijd aangeraden om te roken. Hij zegt er altijd bij: Rookt u maar, mijn beste: anders rookt een ander in uw plaats.

Francisco de Lacerda

Wat een ontdekking!

Francisco Inácio da Silveira de Sousa Pereira Forjaz de Lacerda schreef ‘Trint-Six Histoires pour amuser les Enfants d’un Artiste’ voor piano. Een reeks korte verhalen om de kinderen van een kunstenaar te vermaken. Zeer beeldend, origineel en boordevol humor.

Francisco werd in 1869 geboren op de Azoren en kwam uit een adellijke familie. Al vanaf zijn vierde jaar kreeg hij piano- en muziekles van zijn vader. Na zijn middelbare school vertrekt hij naar Porto om er geneeskunde te gaan studeren. Maar de passie voor muziek is sterker. Een van zijn eerste composities komt uit die periode, de mazurka Uma Garrafa de Cerveja (een fles bier). Hij beëindigt zijn studie en vestigt zich in Lissabon en later in Parijs om er muziek te gaan studeren. Zijn leraren waren o.a. Charles Widor en Vincent d’Indy.
In 1895 brak hij internationaal door. Als dirigent leidde hij de beste orkesten in Europa. Als componist kreeg hij naam en werd beïnvloed door de grote jongens uit de Franse school: Fauré, Poulenc, Dukas en Franck. Met Debussy onderhield hij een langdurige artistiek en vriendschappelijke relatie. Om gezondheidsredenen (longtuberculose) keerde hij terug naar zijn geboortestreek en bestudeerde er de geschiedenis van de Portugese volksmuziek.

Wij bivakkeren er nu ook voor een korte vakantieperiode. Als mijn kinderen zich gaan vervelen adviseer ik ze te luisteren naar bijvoorbeeld de bruiloft van de pauwen, mijn hond en de maan, de jaloerse zeehond of klaagzang van een geit.

Beethoven

Over een goed ontbijt gesproken.

Onlangs het Gassenhauer-Trio opus 11 gespeeld. Beethoven was 28 toen hij het schreef. Dit opgewekt en toegankelijk stuk werd enorm populair. Vooral in Wenen en met name om het laatste deel. Het is een reeks variaties over een grappig deuntje ‘Pria ch’io l’impegno’ uit de succesvolle komische opera L’Amor Marinaro (zeemanslied) van Joseph Weigl. Je kunt wel zeggen dat het een hit was. Een melodie die in de Gassen (straten en steegjes) werd gefloten en bleef hangen. Een vrije vertaling zou zoiets zijn als; voordat ik begin met werken moet ik eerst iets te ontbijten hebben. Geniaal hoe hij zo’n platte meezinger gebruikt om er eindeloos op te variëren en improviseren.

John Williams

Over filmmuziek gesproken.

Ik was met mijn dochter naar de bioscoop. Jurassic World Dominion! Best ‘n aardige film met spectaculaire scenes en knappe techniek. Alleen, wat een complexe verhaallijn! Het tempo is te hoog en er wordt te veel gedetailleerde informatie op je afgevuurd. Maar ja, dat is nou eenmaal het moderne filmkijken.  

En wat gebeurt mij? Ik zit eigenlijk meer naar de muziek te luisteren. Er komen wat oude thema’s uit de eerste Jurassic film (1993) voorbij. Meesterlijk! Ineens ben ik er weer bij. Wat ongelooflijk knap om zo’n pakkende tunes te componeren. Als je naar John Williams (nu 90) luistert wordt je als het ware meegesleurd in het verhaal. Soms neigt het naar een expressieve Tsjaikovski, dan ineens denk je weer Mahler klankkleuren te herkennen. 

Hij schreef de soundtracks voor zo’n 30 Spielburg films waaronder Jaws, Star Wars en Harry Potter. Zijn prijzenkast puilt uit met Oscars, Golden Globes en Grammy Awards.

Een leuke anekdote: Steven Spielburg liet de film Schindler’s List (1994) aan John Williams zien. Deze was erg onder de indruk en zei “You need a better composer than I am for this film”. Waarop Spielberg antwoordde “I know. But they’re all dead!”.

Luister naar het thema uit deze film, gespeeld door onze eigen Janine Janssen!!! Eigenlijk heb je dan geen beelden meer nodig.

Richard Strauss

Dit las ik het weekend in de krant.                        

Bonk, daar lag ie. Dood!!
Een dirigent in München, terwijl ie de komische opera ‘Die schweigsame Frau’ aan het dirigeren was.

Een drama in optima forma. Het begon al bij Richard Strauss in de jaren 30. Hij keerde zich niet tegen het nazisme en werd door Goebbels aangesteld als voorzitter van de Rijkscultuurkamer. Toen die Stefan Zweig. Hij mocht het libretto voor deze opera schrijven. Heel opmerkelijk, want diezelfde Goebbels gooide alle boeken van deze schrijver met joodse achtergrond op de brandstapel. Zijn leven eindigt in 1942 op een verschrikkelijke wijze. En dan nu die arme Stefan Soltész.

Het hilarische verhaal van de opera staat in totaal contrast met bovenstaande. Een gepensioneerde zeekapitein ergert zich aan het voortdurende gekwebbel van zijn huishoudster. Zijn neef helpt hem aan een zwijgzame vrouw. Maar het is een valstrik. De vrouw blijkt een ontembare feeks. Zijn neef regelt ook de echtscheiding en wordt rijkelijk beloond. Haha…  

Luister naar een jeugdwerk van Richard. Een deel uit zijn vioolsonate opus 18. Hij was verliefd op de sopraan Pauline de Ahna (geen kwebbeltante hoop ik) waar hij later mee trouwde. Je kunt dat door het hele stuk heen horen. Gespeeld door Jascha Heifetz, nog steeds een van mijn lievelingsviolisten.

César Cui

Over een dubbele carrière gesproken.

Afgelopen weekend een klein huisconcertje gegeven. Salonmuziek gespeeld met een fluitiste en een violiste. Niet zo serieus, maar een beetje luchtig. Wat kletsen, kopje koffie erbij. Wat is dat leuk!

We speelden o.a. de 5 stukken opus 56 van de rus César Cui (1835-1918). Als jonge jongen had hij al interesse voor muziek, maar zijn echte loopbaan begon met een studie aan de Militaire Academy in St. Petersburg en bracht het tot professor in wapenkunde en verdedigingstechniek. Hij leerde Balakirev kennen, een wiskundige en verwoed amateurcomponist en -pianist. Cui pakte de muziek weer op en begon te componeren. Later vormden zij samen met Borodin, Rimsky-Korsakov en Moessorgsky ‘het machtige hoopje’, een groep die zich inzette voor de nationale Russische muziek.
Hij heeft heel veel geschreven, onder andere opera’s, orkestwerken en koormuziek. Maar zijn korte, fijne stukken voor piano en kleine bezetting spreken mij het meest aan.

Canteloube

Over boeren en bergen gesproken.

Morgen ga ik voor een week met mijn fietsvrienden naar de Auvergne. Ik moest denken aan de Fransman Marie-Joseph Canteloube (1879 – 1957). Aanvankelijk wees niets erop dat hij musicus zou worden. Als jonge man werkte hij namelijk als medewerker bij een bank. Pas op 22 jarige leeftijd begon hij met serieuze muzieklessen bij de componist Vincent d’Indy. Canteloube had zijn hart verpand aan de Auvergne, een regio welke bekend is om zijn muzikale cultuur, met name het volkslied en de volksdans. Een compositie van hem is Chants d’Auvergne voor zangstem en orkest. Het is een verzameling van bewerkte traditionele volksliederen over het mooie landschap en het leven van de boerenbevolking. Dit alles in de lokale taal het Occitaans. De bekendste is Baïlèro, de berg die Vic-sur-Cère domineert in Cantal. Het gaat over een herder, fijne plekken om te grazen en zijn geliefde.  

Brahms

Over met pensioen gaan gesproken.

Afgelopen periode hebben we met veel aandacht het trio opus 114 voor klarinet, cello en piano van Johannes Brahms (mijn dochter schrijft Braams, leuk hè?) ingestudeerd. Een gelegenheidsformatie, waarbij spelen voor ons eigen plezier centraal staat.

Het was rond 1890 en de oude Brahms had zich eigenlijk voorgenomen te stoppen met componeren. Zijn oeuvre was compleet en het werd tijd dat een nieuwe generatie in het zonnetje gezet werd. Maar toen hoorde hij Richard Mühlfeld klarinet spelen en was gefascineerd door de prachtige klankkleuren van dit instrument. Het inspireerde hem tot het schrijven van toch nog een 4-tal kamermuziekwerken met dit instrument in de hoofdrol.

Het trio bevat alle elementen wat zijn muziek zo magistraal mooi maakt. Wonderschone thema’s, delicate doorwerkingen en gepassioneerdheid op z’n Braams. Drie verschillende instrumenten volledig in balans met elkaar. Wat een werk! En wat een werk……